scholieren zitten gezellig te praten
Insight

Studiekeuze journey van havisten en vwo'ers in 2021-2022

Hoe houd je daarin rekening met de oriëntatie van studiekiezers in verschillende leerjaren en op welke momenten doe je marketingactiviteiten?

Hoe richt je als hogeschool of universiteit je evenementenkalender in voor het wervingsjaar? Hoe houd je daarin rekening met de oriëntatie van studiekiezers in verschillende leerjaren en op welke momenten doe je marketingactiviteiten? Om op deze vragen antwoord te geven, is het van belang om de studiekeuzejourney goed in kaart te hebben. Op welk moment in het studiekeuzeproces zijn scholieren ontvankelijk voor informatie?

Met onze analyse hopen we een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van de evenementenkalender en het optimaliseren van de marketinginzet zodat je als onderwijsinstelling op het juiste moment in beeld bent bij jouw doelgroep. In onze analyse richten we ons op het oriëntatiegedrag van studiekiezers op het studiekeuzeplatform van Qompas. Dit heeft ook betrekking op studiekiezers die bij onderwijsinstellingen nog niet in beeld zijn, maar die wel te motiveren zijn om kennis te maken met een opleiding via een open dag, meeloopdag of proefstudeerdag. Vanaf dat moment vervolgen studiekiezers hun studiekeuzejourney bij de onderwijsinstelling zelf.

Inhoud:

 

Key insights

  • De piek van oriëntatie ligt in het voorlaatste jaar: scholieren uit havo-4 en vwo-5 zijn in deze leerjaren het meest intensief bezig met hun studiekeuze. Aan het einde van deze leerjaren hebben de meeste studiekiezers een shortlist van mogelijke opties.
  • Ook in vwo-4 en in de eindexamenklassen oriënteren scholieren zich al. Voor 4-vwo is dit met name in het voorjaar. Bij eindexamenkandidaten in het najaar. Het loont daarom om altijd zichtbaar te zijn zodat je aansluit bij de verschillende fases van scholieren afhankelijk van hun leerjaar.
  • Meisjes oriënteren zich grondiger dan jongens: zij nemen een breder palet aan informatie tot zich om vervolgens een keuze te maken. Dat betekent ook dat het lastiger is om bij jongens in beeld te komen: je window of opportunity is kleiner bij deze groep.
  • Studiekiezers oriënteren zich het vaakst op studies, wat logisch is aangezien ze hiermee de stappen in de LOB-lesmethode volgen. Vanaf daar slaan ze af naar opleidingen en/of voorlichtingsactiviteiten. Het is zinvol om op ieder moment in het studiekeuzeproces een activiteit aan te bieden, zodat er altijd een mogelijkheid is om kennis te maken. Denk hierbij aan 1-op-1 meelopen of proefstuderen op afspraak.

 

Oriëntatie van havisten

Na hun profielkeuze hebben havisten twee jaar de tijd om zich te oriënteren op hun studiekeuze. Qua oriëntatie zien we bij havisten een grote piek in activiteit in de maand november. Na december neemt de oriëntatie van havisten in klas 5 hard af, Figuur 1. De intensiteit van oriëntatie in havo 4 is tussen december en maart gelijk en zwakt daarna af richting de meivakantie en de 1-mei deadline. Scholieren zijn dan druk met toetsweken en op middelbare scholen zijn leerlingen minder bezig met LOB. Ook onderwijsinstellingen bieden minder voorlichtingen aan na 1 mei, dus er zijn minder voorlichtingsactiviteiten waarop interesse te meten is.


In september zijn het vooral havisten uit klas 5 die actief zijn in hun oriëntatie. Vanaf november zijn het vooral havisten uit klas 4 die zich actief oriënteren, Figuur 2.

algemene oriëntatie van havisten

Figuur 1 Algemene oriëntatie van havisten uit klas 4 en klas 5 op het studiekeuzeplatform van Qompas.

algemene oriëntatie van havisten in verhouding per leerjaar

Figuur 2 Omslagpunt van intensiteit van oriëntatie van havisten uit klas 4 en klas 5 op het studiekeuzeplatform van Qompas.

 

Waarop oriënteren havisten zich wanneer?

De bulk van oriëntatie ligt bij havisten uit klas 4 en klas 5 op de oriëntatie op studies. Ze bekijken relatief gezien veel meer studies dan opleidingen en open dagen. Wat valt op?

Havo klas 5

  • De piek van oriëntatie bij havo-eindexamenkandidaten ligt in september, oktober en november, Figuur 3. Daarna zwakt de oriëntatie af. In april leeft de oriëntatie nog een beetje op omdat een deel op zoek is naar bevestiging (‘Maak ik de juiste keuze?’) een ander deel beslist laat over de studiekeuze.
  • Havo-eindexamenkandidaten bekijken ongeveer evenveel opleidingen als voorlichtingsactiviteiten.
  • Meisjes oriënteren zich net als in havo-4 op meer entiteiten dan jongens. Qua verloop zien we geen verschillen tussen jongens en meisjes, maar vooral dus dat meisjes veel meer informatie tot zich nemen, Figuur 4.

 

algemene oriëntatie van havisten per entiteit in havo-5

Figuur 3 Oriëntatie per entiteit van scholieren in havo-5.

verdeling van orientatie tussen mannen en vrouwen havo-5

Figuur 4 Verdeling van oriëntatie tussen mannen en vrouwen (havo-5).

 

Havo klas 4

  • De piek van oriëntatie bij havo-4 ligt in november. Daarna is de intensiteit van december tot maart stabiel. In april neemt de intensiteit nog iets verder af en blijft gelijk in april, mei en juni. Er vindt dan zeker nog oriëntatie plaats, maar in lagere intensiteit, Figuur 5.
  • Studiekiezers in havo-4 oriënteren zich vaker op voorlichtingsactiviteiten dan op opleidingen.
  • Gedurende het hele schooljaar oriënteren havo-meisjes zich op meer studies, instellingen, opleidingen en voorlichtingsactiviteiten dan havo-jongens uit hetzelfde leerjaar, Figuur 6.

 

Oriëntatie per entiteit van scholieren in havo-4

Figuur 5 Oriëntatie per entiteit van scholieren in havo-4.

Oriëntatie per entiteit van scholieren in havo-4 verdeling tussen mannen en vrouwen

Figuur 6 Verdeling van oriëntatie tussen mannen en vrouwen (havo-4).

 

Oriëntatie van vwo’ers

  • In september ligt de intensiteit van oriëntatie van vijfde- en zesdeklassers nog dicht bij elkaar, Figuur 7. Vanaf oktober neemt de intensiteit in 6 vwo snel af. Uit eerder onderzoek weten we dat meer dan de helft van de zesdeklassers in december de studiekeuze gemaakt heeft.
  • Tot mei zijn vwo’ers uit klas 5 het meest actief op het studiekeuzeplatform. Dit komt door de focus van middelbare scholen op LOB in vwo-5. In het eindexamenjaar ligt de focus meer op het eindexamen. Aan het einde van klas 5 hebben de meeste studiekiezers een shortlist van mogelijke opleidingen.
  • Bij vwo’ers in klas 4 zien we een oplopende lijn door de maanden heen met een piek in maart. Vroege oriënteerders zijn in het voorjaar dus al ontvankelijk voor informatie. Qua intensiteit liggen zij gelijk aan vwo-5 in maart.
  • Qua intensiteit zijn vwo’ers uit klas 5 tot mei verantwoordelijk voor 50%-60% van de meetbare oriëntatie, Figuur 8. Vanaf mei nemen vwo’ers uit klas 4 het over. Zesdeklassers zijn in september verantwoordelijk voor een kleine 40% van de oriëntatie. Dit bereikt in februari een dieptepunt van zo’n 10%. In april zien we weer een piek bij eindexamenkandidaten, zeer waarschijnlijk veroorzaakt door late beslissers of vwo’ers die op zoek zijn naar bevestiging van hun keuze.

Algemene oriëntatie van vwo’ers uit klas 4, 5 en 6 op het studiekeuzeplatform van Qompas

Figuur 7 Algemene oriëntatie van vwo’ers uit klas 4, 5 en 6 op het studiekeuzeplatform van Qompas.

Relatieve verdeling van intensiteit van oriëntatie van vwo’ers uit klas 4, 5 en 6 op het studiekeuzeplatform van Qompas

Figuur 8 Relatieve verdeling van intensiteit van oriëntatie van vwo’ers uit klas 4, 5 en 6 op het studiekeuzeplatform van Qompas.

 

Waarop oriënteren vwo’ers zich wanneer?

Vwo klas 6:

  • Vwo’ers oriënteren zich nog op hun vervolgstap in september, oktober en november. Na december zwakt de mate van oriëntatie af, Figuur 9.
  • In het najaar bekijken vwo’ers ongeveer evenveel voorlichtingsactiviteiten als opleidingen.
  • Vwo-meisjes uit klas 6 nemen meer informatie tot zich dan vwo-jongens uit hetzelfde leerjaar. In maart en april is de intensiteit van oriëntatie tussen jongens en meisjes nagenoeg gelijk: de helft van het oriëntatiegedrag wordt veroorzaakt door jongens en de andere helft door meisjes, Figuur 10.

Oriëntatie per entiteit van scholieren in vwo-6

Figuur 9 Oriëntatie per entiteit van scholieren in vwo-6.

Verdeling van oriëntatie tussen mannen en vrouwen (vwo-6)

Figuur 10 Verdeling van oriëntatie tussen mannen en vrouwen (vwo-6).

Vwo klas 5:

  • Vijfdeklassers zijn van alle vwo-bovenbouwers het meest actief bezig met hun oriëntatie op studies, opleidingen, instellingen en voorlichtingsactiviteiten, Figuur 11.
  • Ze zijn het hele jaar ontvankelijk voor informatie over studiekeuze, met een grote piek in het najaar en een iets kleinere piek in het voorjaar.
  • Vooral in september, oktober en november kijken ze vaak naar evenementen.
  • In verhouding bekijken ze veel meer evenementen dan opleidingen, in tegenstelling tot havisten en 4-vwo’ers. Deze groep toont dus veel interesse in evenementen waar ze meer ervaring kunnen opdoen.
  • Ook hier zien we dat meisjes actiever zijn dan jongens. Jongens zijn tot maart verantwoordelijk voor een derde van de oriëntatie die we meten. Vanaf maart loopt de verhouding oriëntatie van jongens op van 40% tot zo’n 45% in juni, Figuur 12.

Oriëntatie per entiteit van scholieren in vwo-5

Figuur 11 Oriëntatie per entiteit van scholieren in vwo-5.

Verdeling van oriëntatie tussen mannen en vrouwen (vwo-5)

Figuur 12 Verdeling van oriëntatie tussen mannen en vrouwen (vwo-5).

 

Vwo klas 4:

  • In klas 4 beginnen vwo’ers, na hun profielkeuze, rustig met het oriënteren op hun studiekeuze. De intensiteit loopt gestaag op door de maanden heen, met een dip in april, mogelijk ook verklaard door Pasen en de meivakantie. Vanuit school wordt er dan niet gewerkt aan LOB, Figuur 13.
  • Ze oriënteren zich mondjesmaat op opleidingen, maar vooral op studies. Ook is er al oriëntatie op evenementen, maar niet vergelijkbaar met 5-vwo. Er is nog nauwelijks interesse in onderwijsinstellingen.
  • Meisjes zijn – net zoals in de vijfde klas – verantwoordelijk voor zo’n twee derde van alle oriëntatie. Vanaf mei beginnen jongens iets actiever te zijn en zijn zij verantwoordelijk voor 37%-45% van de views op de verschillende entiteiten, Figuur 14.

Oriëntatie per entiteit van scholieren in vwo-4

Figuur 13 Oriëntatie per entiteit van scholieren in vwo-4.

Verdeling van oriëntatie tussen mannen en vrouwen (vwo-4)

Figuur 14 Verdeling van oriëntatie tussen mannen en vrouwen (vwo-4).

Verantwoording

Studiekiezers (havo/vwo) oriënteren zich in de LOB-lesmethode van Qompas op verschillende typen informatie. Uit de verschillende tests die ze maken, komt een advies op studieniveau: van die studies berekenen we dat studiekiezers daar geschikt voor zijn. Vanaf daar volgt oriëntatie op studies: past deze studie bij mij? Zo ja, dan volgt een laag dieper de oriëntatie op opleidingen dus de vraag: ‘waar ga ik dit studeren?’. Ook oriënteren studiekiezers zich op dit niveau op onderwijsinstellingen en voorlichtingsevenementen. Van al deze entiteiten (studies, opleidingen, onderwijsinstellingen en open dagen) hebben we gekeken hoe vaak studiekiezers zich daarop oriënteren via het studiekeuzeplatform van Qompas.

We maken daarin onderscheid tussen havisten en vwo’ers: het proces van vwo’ers begint al vaak in klas 4 en vervolgens hebben zij drie jaar de tijd om zich te oriënteren op hun vervolgstap. Bij havisten is de oriëntatieperiode van twee jaar in de bovenbouw een stuk korter.

In deze analyse kijken we naar de algemene oriëntatie. Vanuit daar zoomen we in op het type oriëntatie (studie, opleiding, onderwijsinstelling en open dagen) en verschillen tussen mannen en vrouwen binnen de twee schoolniveaus.

 

Dataverzameling

De data zijn verzameld in een heel schooljaar tussen 1 september 2021 en 31 juli 2022. We meten oriëntatiegedrag op het studiekeuzeplatform door middel van views. Daarin nemen we alleen views mee van ingelogde scholieren van wie we hun niveau en eindexamenjaar weten. Deze views meten we op studiepagina’s, instellingspagina’s, opleidingspagina’s en pagina’s met details over voorlichtingen.

  • Data uit eerdere schooljaren nemen we niet mee. Hierin zitten te veel afwijkingen in het studiekeuzeproces vanwege de coronapandemie: scholen waren gesloten en deden weinig aan LOB en onderwijsinstellingen moesten voorlichtingen annuleren, verplaatsen of noodgedwongen online aanbieden.
  • Alle data zijn anoniem geanalyseerd: er zijn geen persoonsgegevens gebruikt.
  • De verdeling over provincies is niet geheel volgens de populatieverdeling. Dit heeft te maken met de verdeling van middelbare scholieren die gebruik maken van de LOB-methode over het land. We hebben geen reden om aan te nemen dat scholieren in de ene provincie zich anders oriënteren dan scholieren in de andere provincie.
  • Deze data zijn verzameld in een jaar waarin een deel van de oriëntatie nog online verliep door de nasleep van corona.